Wet op het primair onderwijs
Artikel 135 Verhoging bekostiging bij bijzondere omstandigheden
1
Jaarlijks voor 1 maart kan Onze minister verhoging van de bekostiging worden gevraagd, indien op grond van bijzondere omstandigheden van de school in dat jaar het totale bedrag niet voldoende is voor de noodzakelijke uitgaven van de school.
2
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gedaan door het bevoegd gezag voor zover het betreft de materiële instandhouding waarop de programma's van eisen, bedoeld in artikel 114, betrekking hebben. In afwijking van de vorige volzin kan ingeval artikel 119, tweede, derde of vierde lid, is toegepast, het bevoegd gezag dat dan wel de gemeente die de materiële instandhouding geheel of gedeeltelijk verzorgt, het verzoek indienen.
3
Onze minister wijst het verzoek in elk geval af indien:
a
in het jaar waarvoor de programma's van eisen zijn vastgesteld, het totaal van de noodzakelijke uitgaven voor de materiële instandhouding van de school, niet ten minste 5% meer zal bedragen dan het totaal van de uit 's Rijks kas daarvoor te verstrekken inkomsten,
b
de bijzondere omstandigheden het gevolg zijn van een bij algemene maatregel van bestuur aan te geven omstandigheid of afwijking van de omvang van de componenten van de voorziening ten aanzien waarvan de bijzondere omstandigheden zouden bestaan,
c
de bijzondere omstandigheid het gevolg is van een verschil tussen het prijsniveau in enig jaar en de op grond van artikel 113 vastgestelde of aangepaste bedragen, of
d
het bevoegd gezag dat of de gemeente die het verzoek heeft ingediend, niet aantoont dat het de bijzondere omstandigheden niet op enigerlei wijze had kunnen voorkomen.
4
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de juistheid van de gegevens die bij het verzoek zijn gevoegd.
5 . [Dit lid is nog niet in werking getreden.]
6
Onze minister besluit binnen drie maanden. Indien technisch onderzoek zulks noodzakelijk maakt, kan Onze minister deze termijn eenmaal met ten hoogste zes maanden verdagen.
7
Onze minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde verhoging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.